Intocht
16 november 2009 | |De grondlegger van aikido, Morihei Ueshiba, had een zoon. En die zoon had zelf ook weer een zoon, die het afgelopen weekend in Nederland was. De komst van deze ‘leider van de weg’ (of op zijn Japans doshu) had wel iets weg van dat andere grote evenement dit weekend: de intocht van Sinterklaas.
Vol verwachting klopten de harten al maanden in afwachting van de komst van de goedheiligman. Mensen die elkaar de rest van het jaar niet of nauwelijk tegenkomen, kwamen bijeen.Rondom de eerbiedwaardige verzamelden zich steeds trouwe helpers. De rest van de schare werd per microfoon toegesproken met eenvoudige, maar zalvende woorden. Uit het grote boek was al van tevoren opgemaakt welke brave lieden zoet waren geweest, en dus op de knie van de beste man (of in ieder geval in diens nabijheid) plaats mochten nemen. Nou ja, zo heb ik me het hele weekend lopen verkneukelen om de bovenstaande vergelijking. Dat heeft niets te maken met de doshu of Sinterklaas, maar alles met een aantal vragen dat ik me de laatste tijd weer regelmatig stel: Wat maakt aikido nu zo waardevol? Is dat de beoefening (de weg, de do/tao) op zichzelf? Of is het de filosofie achter de bewegingen? Of iets heel anders? Is er iets aan de aikido-beoefening dat van ieder mens een beter mens maakt? En wat is dan de (informatie)waarde van de graduaties die in de meeste aikidostijlen worden gehanteerd?
Ik heb de training en demonstratie van doshu Moriteru Ueshiba zeer gewaardeerd – duidelijk, sober, ruim, verbindend, dat zijn enkele woorden die bij me opkomen. Ik heb ontspannen en veilig getraind met steeds een andere partner op een mat van meer dan 2000 vierkante meter. Ik heb mezelf gedurende de training niet op ergernis of frustratie kunnen betrappen, en dat is, bescheiden als ik ben, een prestatie van enig formaat. Maar heeft die prestatie met aikido te maken? Zou ik, als ik me had overgegeven aan de intocht van Sinterklaas en alle blijde kindergezichten, ook niet heel, heel tevreden en blij en voldaan hebben gevoeld?
P.S.
Vier jaar geleden plaatste ik een aantal artikelen op de website van de Stichting voor Japanse & Okinawaanse Krijgskunsten (SJOK). Voor de geïnteresseerde lezer heb ik ze hier afgestoft. Het eerste artikel is vanProfessor John Keenan die zich kritisch uitlaat over de mate waarin krijgskunstbeoefening verbonden is met allerlei verlichte idealen. Professor Stewart McFarlane voelde zich geprikkeld door dit artikel en schreef een uitgebreide respons:
I. John P. Keenan, ‘Spontaneity in Western Martial Arts – a Yogacara Critique of Mushin (No-Mind)’, Japanese Journal of Religious Studies 1989, 16/4, 285-298.
II. Stewart McFarlane, ‘Mushin, Morals, and Martial Arts – A Discussion of Keenan’s Yogacara Critique’, Japanese Journal of Religious Studies 1990, 17/4, 397-420.
III. John P. Keenan, ‘The Mystique of Martial Arts: A response to Professor McFarlane’, Japanese Journal of Religious Studies 1990, 17/4, 421-432.
IV. Stewart McFarlane, ‘The Mystique of Martial Arts – -A Reply to Professor Keenan’s Response’, Japanese Journal of Religious Studies 1991, 18/4, 355-368
Commententaren zijn gesloten.